het landschap


Ik zocht een plek, waar ik niet klein,
maar groot als ik mocht wezen;
waar niemand voor mij heeft te vrezen;
een open landschap, om te zijn.


Ik zocht een ruimte, nóg zo klein,
waar moeten mogen wordt en mogen willen;
waar angst en droefenis verstillen;
een open ruimte, om te zijn.


Ik vond een beek langs een vulkaan,
ertussen stond een jonge boom
en een libelle vloog me toe.


Dit landschap heb ik aangedaan:
de warme berg, de schone stroom;
ik was niet langer droef en moe

wc-papier


Mijn gedichten – het is eigenlijk een vies verhaal –
verlaten mijn lichaam pre-anaal
in mijn buik
worden mijn roerselen gemengd
en met tranen aangelengd
zonder dichten
zou ik gans verkrampen,
stikken in mijn eigen dampen
zo bezien
is dit velletje hier
niets dan gebruikt wc-papier

leegte


ik zoek het gedicht van de leegte
ik zoek het ritme van niets
ik zoek het woord in gebreke
ik zoek het toonloze lied
ik zoek het geluid van de stilte
ik zoek het vlies onberoerd
van de maagd die wel zocht maar niet wilde
ik zoek de zin onvervoerd
maar zo ik nog zoek vind ik niet
het zoeken beneemt me ‘t zicht
pas als ‘t zoeken me te moede wordt
vind ik mogelijk mijn gedicht

als je moe bent
of depressief
kun je gerust proberen
een gedicht te schrijven
het wordt toch niks

der schöne blaue Donau

der schöne blaue Donau
is na de belofte van eeuwige trouw
de grootste leugen die ik ken
de leugen zelf is wonderschoon
betovert al ruim een eeuw in Walzer und Ton
maar het werkelijke verhaal
is dat er niets is dan een banaal kanaal
met zware bruggen vol kabaal
en grijze oevers leeg en kaal
geen haan die er naar kraait
dat Wenen haar de rug heeft toegedraaid


soms moet iets gewoon een keer gezegd worden

ik heb je lief gehad
ik heb gegeven, kon ontvangen
met goud heb ik je omhangen
meer dan ik bezat


ik heb je lief gehad
ik stilde schroomloos je verlangen
likte de tranen van je wangen
maar je wist van mijn rusteloze hart


je wist het en je sloot je ogen
ik wist het en leefde de dag
heb ik jou of hebben wij onszelf bedrogen?


jij alleen bent het die oordelen mag
maar ook zelf heb ik mijn hart gewogen
en doe dat nog m’n lief, iedere nacht

weerzien


ik vraag mij af
wie ik zal zien,
wie jij zult zien
wanneer
je terugkomt;
hoever kan iemand,
kun jij, kan ik veranderen
in zo een tijd?
kijk goed en laat mij
naar jou kijken
voel mij en
laat mij voelen
zodat jij en
ik ook weten zal
dat veel veranderen kan
maar dat ook heel veel blijft

wachten


een zwarte hand
spelt onheil
op mijn buikwand
al weet ik zeker
dat het komt

wachten is ver
dwalen
in de toekomst

vruchtbaar slib


we groeven langs de Nijl
naar schatten
bedekt met zand en slib,
een deken van de tijd
we zochten aan de westkant
belegerd door de doden
we zochten aan de oostkant
daar waar het leven is
als een van ons iets vond
dan spoelden we het in de Nijl
totdat het vuur was als de zon
de Nijl ving onze tranen
zonder te vragen of ze
gelachen waren of gehuild.
ik vond een hart,
gehuld in windsels
het klopte,
dat het masker viel
ik had gedachteloos gegraven
gedreven, zonder te meten
maar te weten
dat het van mij was,
lang geleden
toen ik het wilde wassen
week de Nijl uiteen
en sprak
‘het zand verwaait wel
maar het slib is vruchtbaar,
neem dat maar met je mee,
je tranen zullen slib aandragen
voor de schatten van vandaag.