Ik zocht een plek, waar ik niet klein,
maar groot als ik mocht wezen;
waar niemand voor mij heeft te vrezen;
een open landschap, om te zijn.
Ik zocht een ruimte, nóg zo klein,
waar moeten mogen wordt en mogen willen;
waar angst en droefenis verstillen;
een open ruimte, om te zijn.
Ik vond een beek langs een vulkaan,
ertussen stond een jonge boom
en een libelle vloog me toe.
Dit landschap heb ik aangedaan:
de warme berg, de schone stroom;
ik was niet langer droef en moe