we groeven langs de Nijl
naar schatten
bedekt met zand en slib,
een deken van de tijd
we zochten aan de westkant
belegerd door de doden
we zochten aan de oostkant
daar waar het leven is
als een van ons iets vond
dan spoelden we het in de Nijl
totdat het vuur was als de zon
de Nijl ving onze tranen
zonder te vragen of ze
gelachen waren of gehuild.
ik vond een hart,
gehuld in windsels
het klopte,
dat het masker viel
ik had gedachteloos gegraven
gedreven, zonder te meten
maar te weten
dat het van mij was,
lang geleden
toen ik het wilde wassen
week de Nijl uiteen
en sprak
‘het zand verwaait wel
maar het slib is vruchtbaar,
neem dat maar met je mee,
je tranen zullen slib aandragen
voor de schatten van vandaag.