Op 5 juli jongstleden kreeg de Brit James Maynard (35) de Fieldmedaille, de officieuze Nobelprijs voor de wiskunde. Hij bewees dat het aantal priemgetallen zonder een 7 (of welk ander specifiek cijfer dan ook) in de geledingen oneindig is. Priemgetallen zijn getallen die alleen deelbaar zijn door 1 en zichzelf. Mijn reactie was tweeledig. Ik moest eerst hard lachen om de ogenschijnlijke zinloosheid van een dergelijke prestatie. Zoals ik overigens ook regelmatig lach om de zinloosheid van mijn eigen prestaties. Maar ik werd gek genoeg ook blij van het bericht. Na een tijdje begreep ik waarom en vond er een paar woorden voor.
Er is – denk ik – een objectieve werkelijkheid. Alles (planten, dieren, rotsen, lucht) verhoudt zich in een vanzelfsprekendheid evenwicht tot die werkelijkheid. Zo niet de mens. Want die heeft hersens. En die hersens produceren angsten, illusies en lusten die tussen hem en de werkelijkheid in staan. De mens vervreemdt daarom gemakkelijk van die werkelijkheid met alle rampzalige gevolgen vandien… Die angsten en illusies maken natuurlijk ook gewoon deel uit van die werkelijkheid. Maar ze kunnen geen alternatieve werkelijkheden scheppen, al pretenderen ze dat – soms hardnekkig – zelf wel. Er is maar één werkelijkheid.
De Boeddha legde uit dat alles dat tussen ons en de werkelijkheid in staat lijden genereert. In meditatie wuiven we die angsten, illusies en lusten vriendelijk uit. We bevrijden ons. Het begrip ‘meditatie’ wordt overigens vaak verengd tot ‘zitten’. Ikzelf wandel liever. Ik denk dat het oplossen van wiskundige en natuurkundige problemen ook een vorm van meditatie, van bevrijding kan zijn.
Net als het creëren van een kunstwerk. Het gaat in al die gevallen om het vinden van een
vanzelfsprekende, evenwichtige verhouding tot de werkelijkheid, om er een mee te zijn. Belangeloos, egoloos, doelloos, onafhankelijk onderzoek naar wat is.
Dat natuurlijke evenwicht mag van mij ook ‘verbinding’ of ‘liefde’ heten. Of verlichting. Kunstenaars, wetenschappers, boeddhisten, iedereen lijkt een diep verlangen te hebben om in harmonie te zijn met, om één te zijn met dat alles dat wellicht in sommige godsdiensten ook wel God wordt genoemd. Een vanzelfsprekend, oordeelloos samenzijn. Van een boom en de zon. Van een vader en zijn kind. Maynard en de getallen. Rembrandt en het doek. Er zit niets tussen, geen angst, illusie of lust ….
Het was die gedachte die me blij stemde