Lowestoft is een havenstadje met zo’n zestig duizend inwoners op de uiterste oostpunt van
Engeland. In tegenstelling tot de havens in de buurt kun je er ook met laag water
binnenlopen. Op 13 juni 1665 is precies daar onze complete oorlogsvloot door de Engelsen
in de pan gehakt. Een deel van de vloot bestond uit voor het gevecht slecht getrainde Oost-Indiëvaarders en andere koopvaarders. Het lukte gezagvoerder Wassenaer daarom niet ze
in de juiste gevechtslinie te krijgen. Daarbij waren sommige schepen zo vervuild met
aangroeisel onder de waterlijn dat ze erg traag waren. Van Wassenaer begon al gauw grote
twijfel te voelen maar kon niet meer onder de zeeslag uit. “Ik ben er in en ik moet er
deur” schijnt hij te hebben gesproken.
We vertrokken laat uit Lelystad met een matige oostenwind naar Den Oever waar we de
nacht in de haven doorbrachten. We zagen elkaar twee keer eerder. Kort. Ik was nog niet
tegen grote twijfels aangelopen. Maar hoe zou de werkelijkheid van deze vijf mannen (vier
opstappers en een schipper) op een kleine oppervlakte en overgeleverd aan de elementen
er de komende week uitzien? Vijf persoonlijkheden, elk met een geschiedenis, littekens,
ego’s, gewoontes, slaapgeluiden,… Openstellen en begrenzen op 1 m2 pp.
Gegeven de lengte van deze eerste dagtocht zag Kees, de kapitein, niet de noodzaak
wachten in te delen. In de loop van de week zou Kees het leiderschap laten zien dat schaars
maar effectief is: vertrouwen in je mensen uitstralend, altijd beschikbaar maar alleen naar
voren tredend als het nodig is en ons voortdurend gelegenheid gunnend om te leren. En
faciliterend natuurlijk: Kees schonk ons elk twee oordoppen en een slaapmasker. Hij kende
de tocht over zee en de Engelse havens op z’n duimpje.
Ook de volgende dagtocht van Den Oever naar IJmuiden verliep behaaglijk: matige wind en
een heerlijk zonnetje. Voor het eerst overzag ik het strand, met de vele badgasten, van
zeezijde. Een gevoel van kwetsbaarheid overviel me toen ik over de rustige maar machtige
golven de zandheuveltjes zag liggen die mij en anderen in slechte tijden zouden moeten
beschermen. Kees hield ons voor dat deze twee eerste dagen van belang waren voor een
nadere kennismaking en voor het inslingeren, het wennen aan de gemakkelijk zeeziek
makende deining. Ik had al de dag ervoor zwaar geschut in stelling gebracht: een
scopodermpleister achter m’n rechter oor.
In IJmuiden verzamelde zich de vloot voor de oversteek, de ‘kleine’ en de grotere schepen.
De weersvoorspellingen waren niet gunstig: weinig wind. Er zou inderdaad veel gemotord
moeten worden. Een enkel klein schip keerde al gauw terug omdat het niet genoeg brandstof
aan boord had om de hele reis op de motor te kunnen volbrengen. Het verbaasde me hoe
snel we de andere schepen uit het oog verloren. In de loop van de nacht stak gelukkig toch
wat wind op waardoor we uiteindelijk het grootste deel van de reis onder zeil konden varen.
Al gauw zagen we een paar natglanzende zeehondenkoppen met droefgeestige oogjes
tussen de golven. Verderop lieten enkele bruinvissen hun vin zien. Maar het meest trof mij
de door het beweeglijke water gebroken weerspiegeling van de maan die – ook halfvol –
almachtig over de hemel heerste. Omringd door het water waarin ieder van ons slechts kort
zou kunnen overleven ervoer ik enkel nederigheid.
We raakten enigszins vertrouwd met plotter, AIS en overige instrumenten en wisten de
waarnemingen van het oog en die van de instrumenten met elkaar in verband te brengen,
zeker waar het bewegingen van de grote schepen op de ‘shipping lanes’ betrof. Intussen
was het systeem van de wachten in werking getreden en leerde ik mijn maat Rob wat beter
kennen. Onze beider humor en zelfspot waren goed aan de ander besteed. Daarnaast
inspireerde de kalmte van Rob mij om mijn manische babbel even tot rust te laten komen.
Het was Kees die de wachten had ingedeeld.
Koen gaf blijk van een mateloze kennis van natuurkunde en werktuigen en materialen. Met
zijn deskundige betogen over voltage, ampère, koppels, vermogen, etc. bracht hij me vaak
meer uit evenwicht dan menig grote golf. Cock droeg een zekere seniore wijsheid uit, die
misschien niet altijd even manifest was maar dan toch een noodzakelijke energie is in een
veelkoppig team en een omgeving als deze.
De aanblik van Lowestoft vanaf het water beviel me. Hoewel er in de tweede wereldoorlog
behoorlijk was gebombardeerd was er veel oorspronkelijkheid in stand gebleven. De haven
zelf met de verweerde muren en prachtige lichtopstanden leek er al eeuwen zo bij te liggen.
Maar ook de typische Engelse huizen met de batterijen aan schoorsteentjes erop langs het
strand droegen bij aan het elan van een historisch haven- en badplaats. Ik realiseerde me
dat deze Nederlandse vloot net als toen in 1665 veel onervaren schippers in haar geledingen wist. Met de aangroei onder water zal het vast beter gesteld zijn. Er is nog een verschil. Er is geen vijand. Er is een haven die ook nu weet van onze komst maar ons deze keer welkom heet.
De banken voor Lowestoft gerond landden we in de haven aan tegen een jacht dat op zijn
beurt al twee boten van de wal verwijderd ligt. Centraal in de haven troonde het clubhuis van de Royal Norfolk & Suffolk Yacht Club. Aan het begin van de steiger liggen de kleinere boten als een mozaïek in elkaar geschoven. Ik denk terug aan al die jaren dat ik met mijn Edel V (5.40 x 2.40) IJsselmeer en Waddenzee bezeilde. Terwijl ik nu een meter boven het water zit gleden de golfkoppen toen vlak onderlangs m’n billen. Maar juist omdat mijn notendopje bij het minste geringste werd opgetild voelde ik me toen minder kwetsbaar dan nu in dat grote huurjacht dat zich met z’n massa en omvangrijke tuigage soms lijkt te vergissen in de machtsverhoudingen op zee.
‘s Avonds waren we voor het diner met alle honderd-en-twintig zeilers te gast in het clubhuis. In 2007 bestond de RN&SYC 150 jaar hetgeen toen in aanwezigheid van HRH The Princess Royal in stijl is gevierd. We kwamen aan een lange tafel schuin tegenover Ruth Davies, de eerste vrouwelijke Commodore van de club, te zitten. Als ze al had gezien dat ik vergeten was om overhemd, stropdas en colbert uit Nederland mee te nemen, liet ze daar niets van merken. Met haar charmante glimlach leek ze me uitstekend in staat om een brug te slaan tussen de in krijtrots gebeitelde tradities en de vluchtige dynamiek van onze tijd. Na het diner nam ze uitgerekend ons team mee en toonde ze met welhaast kinderlijke trots alle ruimtes in het huis. De glorie van weleer vertoonde hier en daar wat scheuren en vlekken. De deur van een slaapkamer sloot ze geschrokken weer snel. Hoorde ik een gilletje? Ik las meer Victoriaanse ondeugd dan verontwaardiging in de ogen van de Commodore.
De excursies van de volgende dag liet ik aan mij voorbij gaan. Een lange wandeling langs de
kust bracht me bij een door zoute stormen verweerd kerkje bovenaan de krijtrotsen met een vervallen kerkhof aan de voeten. Het kwam me voor dat als er een plek was waar zeenimfen en weerwolven elkaar ontmoeten het hier zou moeten zijn. Op de weg terug bestelde ik tot nauwelijks verbloemde verbazing van barvrouw en gasten een Cappuccino. Het was de tijd van thee. Of bier natuurlijk. Want daar is het hier de hele dag tijd voor.
De weg terug legden we in 16 uur af, voor Kees een record. Met een bakstagwind van 4 á 5
Bf. voeren we het grootste deel van de reis met een snelheid van 7 á 8 knopen. Voor het
eerst van mijn leven had ik een voorzorgsmaatregel tegen zeeziekte genomen en voor het
eerst van mijn leven werd ik zeeziek. Kees, vrijgehouden voor gevallen als deze, nam mijn
dienst over en op de bank liggend sloot ik mijn ogen. “Ik ben er in en ik moet er
deur” draaide het door m’n hoofd. Met de kust in zicht leerde ik dat zeeziekte gelukkig eindig is en ik kon genieten van de trip door de nachtelijke sluizen van IJmuiden en het ontwaakte Amsterdam.
Terug in de box schonk Kees ons een oorlam in en sprak zijn waardering uit over ons
zeemanschap. Omdat ik meerdere malen ‘duizend bommen en granaten’ roepend en de
bemanning voor ‘dekzwabbers’ uitmakend aan dek was verschenen, schonk ik ter
genoegdoening aan elk van mijn maten een originele dekzwabber uit Lowestoft. De kapitein kreeg een beeldje met vijf hazen waarvan er één vooruit keek en de andere vier zich vertwijfeld aan hem vastklampten.