Militaire dienst was in 1972 nog een verplichting. In dat jaar werd ik achttien en op
een dag lag er een keuringoproep in de brievenbus. Ik moest mij een week later
melden op een kazerne in Deventer.
Ik wilde absoluut niet in dienst. Ik was ‘links’ en boos en tegen heel veel dingen. En
ik wist zeker dat het me niet zou lukken om me dag in dag uit door een
ongeschoolde idioot te laten uitkafferen. (Mijn vrienden en ik hadden geen hoge pet
op van het soldatenvolk).
Ik meldde me op tijd met een aantal voor mij onbekende jonge mannen op de
kazerne in Deventer. De meeste knapen zaten al ras met elkaar te kletsen. Misschien
wisselden ze stoere praatjes uit. Misschien ook verborgen sommigen hun angst
achter al dat geleuter. De meesten hadden er volgens mij wel zin in. Ik hield me
afzijdig.
Al met al duurde de dag niet eens zo lang. Er werd geloof ik lichamelijk wat
gekeurd, maar ik was inmiddels dermate in mezelf verzonken dat zulks mij
goeddeels ontging. Tenslotte volgde een individueel gesprek met een iets oudere
man in het groen. Uit de strepen, maar vooral uit de rust die hij uitstraalde,
concludeerde ik dat dit een ervaren militair moest zijn met meer in z’n mars dan de
rest.
Na wat inleidende vragen waar ik weifelend en onduidelijk op antwoordde, begon
de mij nauwkeurig observerende man mij vragen over m’n seksuele status-quo te
stellen. Of ‘ik het al een keertje gedaan had’? Ik mompelde iets als ‘jawel’. Met
meisjes? ‘Ja..’ Ook wel eens met jongens? Ik sloeg m’n ogen net op tijd neer en liet
een stilte vallen. Niet te kort, maar ook niet te lang. ‘Wel ’s een keertje…’
In die tijd mochten homo’s niet in het leger. Korte tijd erna wist het COC te
bewerkstelligen dat homo’s niet meer mochten worden afgekeurd omdát ze homo
waren. Voor mij bestond die ontsnappingsroute nog, maar ik realiseerde me dat ik
het er niet te vet op moest leggen. Met een openlijke bekentenis, liefst aangedikt met
een geile blik op de sergeant-majoor waren ongetwijfeld al heel wat hetero’s door
het ijs gezakt. Ik hield me klein en een beetje gek. Ik weet niet of die man me door
had. Misschien zag hij de gedrevenheid achter mijn gesloten houding. Misschien
maakte hij zich ook wel oprecht zorgen.
In ieder geval, de volgende dag moest ik terugkomen bij een burgerpsychiater. Ik
begreep niet waarom ik daar heen moest, maar ik speelde mijn spel uit tot aan het
eind. Van die zielenknijper moest ik me nakend uitkleden. Ik stond voor z’n bureau
en hij keek voornamelijk naar het slappe jongenslid, dat tussen m’n benen bungelde.
Ik weet niet of hij wilde testen of zo’n indringende mannenblik mijn penis zou doen
verstijven of dat hij zich even verlekkerde onder dat grote bureau van hem.
Tot een echt gesprek kwam het niet.
Een week later kreeg ik bericht dat ik was afgekeurd op grond van de kwalificatie
stabiliteit 5: homoseksualiteit en autoriteitscomplex. Het viel me niet van ze tegen dat ze dat laatste boven water hadden gekregen.