moeras


al wat ik was is nu verveend moeras,
-verleden is verteerd bezonken-

deels droog liggend, deels dras;
god weet hoe het heeft gestonken
werkelijkheid is er verstild verdronken,
althans, wat ooit de echtheid was;
het enige dat hier nog heeft geklonken
is het opborrelen van geestrijk gas


’s nachts wordt in die ziele-soep geroerd
en ergens tussen slapen en ontwaken
worden soms oude beelden opgeboerd
die in mijn hier en nu geraken;
niet door aliens door de tijd vervoerd,
maar door mijn eigen wrede draken

mis


schaduwen te zien en zo graag te willen
dat ze waar zijn, ertoe doen
dat ze twijfel doen verstillen
en ik me ermee verzoen


zulk reiken naar de werkelijkheid,
gulzig, eerloos en om niet
tralies te ruilen tegen vrijheid;
in het verlangen huist verdriet


zie, even is het gordijn geweken,
wat is is wat het is
en niets wil faken


weten is hier ongewis
ongeduld verstreken
dat even dat ik soms mis

losvast


is loslaten
alles
wat ik vast mag houden ?
waartoe heb ik
dan mijn handen,
waarop sta ik dan
dat mij kan dragen ?

nog heb ik
m’n handen vol
aan zulke vragen.

influisteringen


ik heb gebaard
uit een ei
dat ik niet meer wist
maar nu bevrucht is
door een nachtegaal
van tussen oud vuil,
gewicht in mijn buik
hij heet
die-zolang-op-zich-liet-wachten-en-ook-zelf-moest-wachten,
maar ik noem hem mededogen
want me zonder verwijt nog zocht
en nu influistert
wat ik reeds wist
maar niet weten mocht


als je wil bezoeken,
kom dan als ons: naakt
als de late nacht
die het milde ochtendlicht verwacht

hemel


achter de hemel
brandt de hel
door gaatjes ‘s avonds
goed te zien
het zijn de kwade doden
die ik tel
door hemeldak geschoten
een enkel desondanks mischien