verwerken

beelden strelen mijn ogen
masseren m’n gemoed
verglijden in mijn bloed,
ze kunnen tranen drogen

steeds word ik overmand
als we een pas berijden
of uit een tunnel glijden,
verrukking overstijgt verstand

hoeveel schoonheid kan ik verdragen
onder dit verbluffend zwerk,
vaak schuilen antwoorden in vragen

het enige waar ik op moet letten
is dat ik m’n gevoel verwerk
in mijn gekoesterde sonnetten

kleuren

op het schilderij Noorwegen
is elke kleur en mix gestreken
van de groene mocht er niet een ontbreken
op mossen en bomen kwam ik ze alle tegen

in wit en blauw vervloeien lucht en ijs
van gletscher en besneeuwde wand,
naar kale rotsen zakt de schildershand
met alle tinten tussen zwart en grijs

de herfstmode komt al in beeld
variaties pronken in geel en rood
‘t is nog vroeg, de catwalk wordt gedeeld

het was zacht bruin dat ik dichtbij vond
soms zelfs bij mij op schoot:
in de ogen van m’n lief en in die van de hond

kerkhoven

de Noorse kerkhoven zijn klein,
sober en laag de stenen
alsof de doden na het wenen
er nog amper mogen zijn

die soberheid biedt toch ook rust
er is weinig om te vragen
het oude leed goed te verdragen
al het gedoe lijkt hier geblust

ik hou van deze hoven van de dood
ze herinneren me aan de liefde en ‘t leven,
maar ook aan toen ik tekort schoot

en aan de ruimte om nog te leren
zoals de kunst om vrij te zweven
maar ook om tijdig te excuseren

tunnels

in Noorwegen toeren is door tunnels rijden
door menselijke mollengangen
piepkleine en soms ellenlange
die je zwijgend door de bergen leiden

in morele zin acht ik de mens niet hoog
maar technisch kan ie veel verzetten
geen massief kan het hem beletten,
de creatie van zo’n ondergrondse boog

mijn eerste tunnel was warmer en weker
ik werd, geloof ik, blij verwacht
maar nog steeds weet ik dan niet zeker

de laatste wordt wellicht de meest verfijnde
ik hoop dat die nog even wacht
het is de eerste zonder licht aan het einde

verward

in het visserijmuseum in de haven
werden korte films getoond
over hoe de zee vissers beloont
met ruimen vol als gulle gave

ik zie veel spartelende vis,
in grote wordt een haak geslagen
niemand stelt hierover vragen
alsof zo’n moord vanzelfsprekend is

ze zeggen dat het leven hardt
maar ik word met de jaren weker,
raak door geweld steeds meer verward

waarheen leidt dit afnemend verweer
straks huil ik bij een groentekweker
want bij ‘t spitten doet ie de aarde zeer

dat het ooit mag lukken

Noren lachen niet zo vaak,
de ogen vaak half toegeloken
handen niet licht uitgestoken,
het leven lijkt een besloten zaak

waar bij ons Calvijn heeft toegeslagen
heeft hier Luther nederigheid beleden,
onbarmhartig het heidendom bestreden
en robuust gestrengheid uitgedragen

of zijn het de korte dagen en het klimaat
die de gemoederen drukken,
dat men elkaar de ruimte laat

de verschillen zijn soms groot, soms klein
toch hoop ik dat het ooit gaat lukken
omdat we per slot allen homo sapiens zijn

in onze naam

hier in Rekdal is zwaar gevochten
je vindt er bunkers en commandoposten,
grote kanonnen die gericht hun kogels losten
en loopgraven in wild gezochte bochten

batterij 22/976 hield lang stand,
door mijnenvelden ingesloten,
wie niet werd doodgeschoten
werd door vlammenwerpers neergebrand

over helden heb ik niets te melden
ik rook slechts angst en wanhoop
en de blinde drang om te vergelden

nog blijven ze in onze naam jonge mensen werven
om in een eigentijdse, gruwelijke soap
opnieuw zinloos te doden en te sterven

temidden van immense krachten

alsof Neptunus vanuit zee
z’n klauwen in de kuststrook joeg,
diepe voren in de rotsen sloeg,
hij vormde er de fjorden mee

wat is de zee en waar begint het land
de grens lijkt in beweging
zoals menig wijze overweging
niet ontstond uit rechtlijnig verstand

ben een passant voor korte tijd
temidden van immense krachten
ben een seconde in de eeuwigheid

maar die seconde wil ik wel bestaan
al ben ik maar beperkt bij machte
al zou het nog om deze laatste regel gaan

Noord-Duitsland

vandaag door noord-Duitsland heen gereden
de weiden, steden en het groengebekte hout,
‘t is als in Nederland, vertrouwd,
wat verschilt (of niet) is een bezwaard verleden

de hond kijkt door de ruit z’n ogen uit
vanaf z’n zetel, paus’lijk in het midden,
soms, de ogen toe, lijkt hij zelfs te bidden,
maar dan bezwijkt z’n ziel en zakt hij onderuit

we gaan goed voorbereid op reis,
we sjouwden en verstouwden tot we sliepen,
‘t is een stoffelijk pad al naar het paradijs

zij vol vernuft en in regie en ik die dromen mors,
ach, het zal allemaal nog wel verdiepen,
een paar dagen nog, dan zij we los