man-vrouw

Mijn vrouw zegt dat zij een doener is en ik een denker. Ik zet daar vraagtekens bij. Zij denkt al doende veel meer dan ik doe wanneer ik denk. Ik ben zeker meer denker dan doener maar zij is van beide markten thuis. Bij vrouwen loopt het ego minder voor de voeten en zij zijn dan ook gemakkelijker in staat om op hoffelijke wijze gelijkwaardigheid te suggereren, de man daarbij ‘in zijn waarde te laten’. Dat heeft vanzelfsprekend een averechts effect omdat het de feminiene superioriteit juist bloot legt. Mijn ego is met de jaren geschrompeld en ik heb voldoende ruimte gevonden om met respect en waardering vrouwelijke energieën te ervaren. Maar mijn vrouw moet niet denken dat ik daarin getroost hoef te worden, want dan maakt ze het verschil groter dan het is.
En mij kleiner dan ik ben. Of graag wil zijn…

Louie de Zenmeester

Louie is een wollige Australische Labradoedel, zestien weken geleden geboren. Sinds twee maanden is hij mijn huisgenoot en zal dat waarschijnlijk tot zijn of mijn dood blijven. In die afgelopen acht weken zijn veel vanzelfsprekendheden in mijn leven omgevallen. Zo word ik ’s nachts regelmatig noodgedwongen wakker en val ik overdag soms in slaap. Het dag-nacht ritme ligt aan stukken. En als ik denk dat ik de zaak onder controle heb zit hij plotseling met een schoen in z’n bek voor me en spurt hij, als ik hem probeer te pakken, ongrijpbaar snel weg. En als ik – al m’n boeddhistische reflecties ten spijt – iets probeer vast te houden, grist hij het onverwachts uit m’n handen.
Zenmeesters brengen al je zekerheden aan het wankelen. Totdat je alleen nog maar kunt glimlachen.
Als hij blaft doet dat pijn aan m’n oren. Als ik boos word, gaat hij nog harder blaffen. In een
hondenboekje lees ik dat hij mijn boosheid als aanmoedigend terugblaffen opvat. Als hij me met z’n vlijmscherpe melktandjes in m’n hand bijt moet ik ‘m niet in een reflex ruw van me afduwen want dat kan zich later tegen mij keren, leer ik. Ik moet hem iets anders aanbieden om in te bijten.
Zenmeesters spiegelen je ziel. Ze nodigen uit zachtheid in jezelf op te wekken, vertrouwen terug te vinden dat zorgzame liefde zich op den duur terugverdient. Ik moet mezelf weer terugvinden. Totdat ik alleen nog maar glimlach.
Mijn begrip van reïncarnatie reikt niet verder dan de gedachte dat mijn koolstofatomen mettertijd hun weg zullen weten te vinden in de circulaire natuur, soms tot in een nieuw levend wezen en verder dat een enkel woord van mij hier en daar herinnerd mag worden. Toch drong zich op een bepaald moment de volgende gedachte bij me op: ‘in Louie zal toch niet de ziel van …..?’ Dat was gistermiddag. Hij zat nadat hij had gedronken twee meter voor me op de mat en keek me recht aan.
Een marmot met het, ook mij betoverend, zelfbeeld van een ruig bemaande leeuw. Met z’n
kraaloogjes zei hij me: ‘Schrijf het allemaal maar op. Dat is goed voor je’.

Jimy Hendrix

Zag een documentaire over Jimy Hendrix. Met bijdragen van zijn muziekmaatjes Noel Redding en Mitch Mitchell. Zag een hardwerkende perfectionist, een gulle vriendenman met humor. Zag een lieve man, die op straat dolt met een glimlachende oude vrouw en haar bij het afscheid ridderlijk een handkus geeft. Een genie zonder opgeblazen ego zag ik, zonder hang naar roem, zonder geldlust. Zag een bescheiden kunstenaar, die zo graag alles van zichzelf wilde ontvouwen om het aan onze voeten te leggen. Hey Joe, The Wind Cries Mary, Voodoo Child. Jaren lang wilde hij samen spelen met Steve Winwood, maar hij durfde niet te bellen. Was bang niet goed genoeg te zijn. Zijn grote idool was Bob Dylan. Hendrix’ versie van ‘All Along the Watchtower’ was beter dan die van de meester zelf. Soms ervaar ik ons als een minder geslaagde diersoort. Maar met mensen als Jimy Hendrix blijven we het misschien waard.

Bob

Bob Dylan is mijn vriend. En ik ben zijn vriend. Hij weet het niet en ik begrijp zelf ook niet helemaal hoe het zit maar dat maakt echte vrienden niet uit. Ik verlang niets van Bob en hij niets van mij, zoals goede vrienden betaamt. We hebben elkaar wel nodig. Als ik niet naar Bob luister dan verwaaien zijn liedjes in de wind. Omgekeerd, als Bob niet voor mij zou spelen dan zou ik eenzamer door het leven gaan. We betekenen veel voor elkaar, vullen elkaar aan. Maar zijn onze beider ‘ikken’ meer dan twee narratieven die gemakkelijk samenvloeien, met elkaar en met al het andere? Zijn wij niet slechts twee druppels in de zee?
Toen ik leerlingen-stakingen aanwakkerde op de Koninklijke HBS te Apeldoorn zong Bob ‘The times they are a-changing…’. Toen ik tegen de oorlog in Vietnam demonstreerde zong Bob ‘Masters of War’. Op het hoogtepunt van mijn eerste huwelijk schreef Bob het liefdevolle ‘Sara’ en toen wij scheidden zong hij ‘Baby, stop crying’. In ‘Blood on the tracks’ zong hij over mijn depressies en overmatig drankgebruik. In ‘Desire’ kwamen we er samen weer bovenop. In spiritueel opzicht inspireerden we elkaar maar gingen toch ook onze eigen weg. Bob zocht enige tijd z’n heil in de christelijke kerk, ik vond houvast in de woorden van de Boeddha. Voor onze vriendschap maakte dat niets uit, die duurt voort tot op de dag van vandaag.
Korte tijd geleden, 17 oktober 2022, verraste ik Bob met een bezoek aan zijn concert in Amsterdam. We hadden elkaar een tijdje niet gezien en ik schrok van z’n schriele verschijning en z’n onvaste loop. Bob is nu 83, 14 jaar ouder dan ik. De laatste jaren doen ertoe. We zijn misschien nog wel meer aangewezen op elkaar dan ooit.

De Klamboe

Sinds een aantal jaren slaap ik onder een klamboe. Daarvoor werden mijn nachten soms
onderbroken door het gezoem van een mug en ik wist mij vanaf dat moment een weerloos lichaam waar een ander wezen op elk moment binnen kon dringen om mijn bloed op te zuigen. Ik deed dan geen oog meer dicht. ’s Ochtends probeerde ik de mug op te sporen en te doden. Met tegenzin, want ik dood niet graag. Ik heb later, toen mijn leraar me de naam Musho aanreikte, zelfs de belofte gedaan het helemaal niet meer te doen.
Maar tegenwoordig slaap ik dus onder een klamboe. Soms hoor ik nog wel eens een mug maar zij kan mij niet steken en ik hoef haar niet te doden. Dan glimlach ik. Maar soms heb ik het gevoel dat ik iets uit de weg ga. Ik stel me Siddharta Gautama voor, mediterend in het bos. Op zijn pad naar de middenweg en naar verlichting. Hij werd wellicht ook gestoken, ging met zijn aandacht naar de betreffende plek op zijn lichaam toe en glimlachte. Het was zijn lichaam dat hij voelde, niet hijzelf. En het was de mug die zich voedde. En de pijn? Je lijdt onder pijn als je denkt dat die er niet mag zijn. Als je die gedachte los laat verdwijnt ook het lijden.
Ga ik meer uit de weg? Heb ik bijvoorbeeld niet ook een klamboe gehangen tussen mij en de klimaatcrisis? Een klamboe die is opgebouwd uit overpeinzingen als: ‘nou ja, als de mens z’n eigen biotoop vernietigt dan zal dat wel de bedoeling zijn; de dinosaurussen hielden het ruim honderd miljoen jaar vol, wij wellicht wat minder, alles is vergankelijk….’. Met die overpeinzingen verlicht ik (ogenschijnlijk?) m’n eigen lijden en hoef ik geen gevecht aan te gaan met …, ja…. wie of wat is de mug?
Maar zo’n klamboe voelt dan toch als een getruukte verlichting. En de glimlach ontbreekt.
Trouwens, deze mug, de klimaatcrisis, laat zich door een klamboe niet weerhouden…
Verwarrende overdenkingen. Maar uit verwarring vloeit inzicht voort, las ik ergens. We zullen zien…..