als ‘s nachts jij in jouw slaapzak ligt,
je lichaam rustend, maar je ogen waken,
er flakkert hier of daar wat licht
en verderop loopt nog een rund te grazen,
voel dan de wind in je gezicht
die ‘k jou heb toegeblazen
als in de verte ‘n grote vogel grijpt
een prooi, bespied van boven,
klinkt er een stalen gil, die lang beklijft
– ‘t lijkt hier geroofd worden of roven -,
ruik dan de geuren van mijn lijf
die ik jou heb toegewoven
en als het trage janken van een hond
zich met de trommels weet te mengen
in een bizar fonisch verbond
die jouw lange dag nog wat doet lengen,
hoor dan de woorden uit mijn mond
die jou mijn liefde brengen
ontspan je nu van top tot teen
geen jungle-beest kan jou wat maken,
je ligt hier wel, maar nooit alleen
want als je zo in slaap zult raken,
voel dan mijn armen om je heen
en weet dat ik zal waken